Werkbezoeken in de Jordaan in 1947

Marieken Scholten-Sijses

 

Mijn moeder, Willy Eeuwke Brouwer (1922-2009), heeft tussen 1939 en 1948 vele baantjes gehad. Ze had de 3-jarige HBS gedaan en daarna via Schoevers het praktijkdiploma boekhouden en een cursus typen. Na vele omzwervingen kwam ze meer in het maatschappelijk werk terecht. Zo kwam ze  per 1 juni 1945 naar de administratie diaconale commissie van de Vrijzinnig Hervormden, waar ze vooral maatschappelijk werk deed. Dit is haar plezierigste werkjaar geweest. Door geldgebrek werd haar  na een jaar verzocht wat anders te zoeken. Zo  kwam ze in dienst bij de 'Amsterdamse Stichting voor Crediet en Voorschot', latere Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam, daar deed ze o.a. huisbezoek in de Jordaan. In april 1948 verliet ze  ook deze baan om te gaan trouwen - dat deed je toen -.

 

Van de periode bij de Amsterdamse Stichting voor Crediet en Voorschot heeft ze gedurende de maanden januari en februari 1947 in een schriftje aantekeningen gemaakt over de huisbezoeken in de Jordaan. Daaruit blijkt dat ze het vaak moeilijk had met de armoede de ze tegen kwam.

Is er altijd ellende geweest onder de arbeiders in alle landen in alle eeuwen, vermoedelijk wel (Marxisme). Dat is toch te gek, dat mag niet. Komen we er met geloven, ik ben zo bang van niet. Het moest wel zo zijn, dat de mensen door naar Jezus te zien, gingen beseffen, dat eenieder recht heeft op een behoorlijk bestaan.

Wat kan ikzelf er aan doen?  Ben ik te laks. Ik moet het niet, ik kan er niet meer tegenop en leg het daarom steeds maar naast me neer. Moet ik om mensen te helpen, die het niet terug kunnen betalen, misschien geld in de zwarte handel steken, de Stichting iets voorjokken ?

Mag ik dat. Beide dingen stuiten me: de mensen niet helpen en de Stichting beduvelen.

 

Zo vermeldt ze over een gezin van man, vrouw, 6 kinderen plus gehuwde zoon met vrouw.

“De kamer was rommelig en slordig. De vrouw werkte erbij, dus geen tijd voor huishouding. Was  wel opgewekt, de rommel is dus zeker zo gewoon, dat ze het niet meer ziet. Schijnt nogal makkelijk te lenen. Het is toch eigenlijk te zot dat een moeder met 6 of eigenlijk 8 kinderen er nog bij werkt. Dat kan toch ook niet. Het moest niet nodig hoeven te zijn. Wat kan je er aan doen. Wist ik maar een weg.

 

Of over een stel waarvan de vrouw niet kan scheiden van haar man die als SS-er in dienst is gegaan en vermist is. Ze kunen daarom niet trouwen. Samen hebben ze een baby van 4 maanden.  De man  geldt voor de wet voor ongehuwd en ontvangt dus geen kinderbijslag. Hij moet belasting betalen als ongehuwde. Verdient. ƒ31,89 netto en zou hiermee als gehuwde gratis ƒ 300,- consumenten-crediet krijgen. Geldt als ongehuwd en kan dus zelfs geen ƒ100,- met terugbetaling krijgen.

“Waarom moet alles toch zo wettelijk gaan. De mensen moeten toch geholpen worden. Waarom geen onderzoek van consumenten-crediet naar de juiste oorzaak van de aanvraag.

 

De woonomstandigheden zijn vaak bedroeven.

“Woning Anjelierstraat 2 bovenhuizen op iedere verdieping 6 woningen S. bewoont 1 kamer met hokje als keuken met 2 meisjes 7 j. (slaapt in kinderbed) en 11 j. (slaapt op oude divan) Man en vrouw werken. Kinderen voor de huishouding Kamer is huiskamer, keuken, slaapkamer voor man vrouw en de kinderen. Erg armoedig.”

En:

Man, vrouw en 5 kinderen (oudste 11 j, jongste 1 j.) inwonend bij ouders met 3 volwassen kinderen op 2 kamers en keuken. Slapen 3 bedden (2 x 2 pers. 1 x 1 pers.) kinderen op de grond”.

 

Het komt echter ook vaak voor dat mensen op  de pof willen leven. Ze vragen dan een grote lening aan, waarvan ik me afvraag hoe ze deze kunnen terugbetalen. Dat denkt de stichting ook, en geeft geen krediet.

 

“Deze vrouw is werkzaam als cheffin bij Honig in Zaandam, verdient ƒ 35,- betaald ƒ 10,- kostgeld. Behoudt voor zichzelf ƒ 25,-. Vraagt toch een lening aan van ƒ 300,- voor aankoop van kleding. Heeft 25 p[unten]. Wil de ontbrekende punten kopen.

Wat bezielt deze mensen toch. Kunnen ze niet meer sparen, waar laten ze het geld. Er zijn er wel die met minder toekomen. Het moeten kopen gaat zo makkelijk.”

En:

“Aanvrager verdient ƒ 40,-, betaalt ƒ 20,- kostgeld. Vraagt lening van ƒ 500,- voor betaling van een winterjas (voor-oorlogs en zonder punten) voor ƒ 200,- ! ! ! en aankoop van verdere kleding. Kocht reeds een hele puntenkaart en zal de resterende punten eveneens kopen.“

 

Dan zijn er nog mensen die ze verdenkt te sjoemelen.

In november 1946 vroeg een man een lening aan van ƒ 500,- voor aankopen van handel. Hij vertelde fruithandelaar te zijn. Hij had echter een oude ventervergunning van 1942. Het was er erg armoedig en de lening werd afgewezen.

Nu vroeg men weer een lening aan van ƒ 200,- voor aankoop van kleding. De puntenkaarten kon de vrouw niet tonen, haar zuster had de punten ! !  Haar man zou nu in lompen handelen en 2e handsgoederen. Op zijn ventvergunning zou dit aangetekend zijn. De man was nu echter niet thuis.

“Wat moet je er nu van geloven, is het waar? Lijkt mij onwaarschijnlijk. Alles was nog armoedig en vervuild. Wat is hier precies aan de hand? Laten de mensen de waarheid zeggen, misschien kunnen ze dan geholpen worden. Wanneer ik onraad vermoed, word ik stug met gevolg dat de mensen dan helemaal niet los komen. Wat moet ik doen?”

 

Soms wordt er gewoon gelogen. Een stel woont sinds kort samen en hebben een kind van 2 jaar. Ze vragen nu een lening van ƒ 500,- aan voor meubelen. Zij zou al drie jaar bij kapper Coen [?] in dienst zijn. Als kappersdochter kende mijn moeder alle kappers van Amsterdam en ging vragen of dit waar was. “Neen zegt hij, ik ken haar vermoedelijk wel, doch zij werkte nooit bij mij.” Toen haar dat werd meegedeeld, was de vrouw erg verontwaardigd, en bestreed bij hoog en laag, dat het wel zo was. Een verzoek om dan maar samen bij Coen te gaan vragen, wordt met een smoesje afgewimpeld.

 

Maar er zijn ook prettige momenten. Zo komt ze op bezoek bij een man en vrouw. De  vrouw een echte Jordaanse, plm. 50j. oud.

“Ze was bezig een van dikke wol gehaakt vest uit te halen, wat haar niet lukte, van alle kanten hingen de draden erbij, maar geen waarmee ze verder kon. Dit geval kreeg ik direct onder mijn neus geduwd, hoe je dat nu wel vond. Na enig kijken had ik het begin en ging het uithalen vlot.

Hoe dat nu mogelijk was, dat snapte ze niet en zou het dierect ’s avonds aan haar man vertellen. Ik vroeg naar een schaar, ja die wist ze niet te vinden, zou haar broer wel gedaan hebben. Ze zocht en vond een broodmes, dat ze al heel lang kwijt was, maar de schilleboer de schuld van kreeg. Bij de inlichtingen die ik haar vroeg, kreeg ik hele verhalen, en een foto van haar broer, die toch zo’n aardige jongen was, maar het zo slecht met zijn vrouw getroffen had en nu gescheiden was.”

 

Van zo’n bezoek knapte mijn moeder echt op.

 

Tenslotte: toen mijn moeder pas in de Jordaan op huisbezoek ging kwam ze ook vragen naar iemand. De moeder ervan stond ergens boven aan een trap en riep: “Me dochter leg in het kinderebed”. Dat werd bij ons thuis en gevleugelde uitdrukking.